Een sleutelbeenfractuur is een van de meest voorkomende fracturen en vertegenwoordigt 2,6%-4% van alle fracturen. Vanwege de anatomische kenmerken van de middenschacht van het sleutelbeen komen middenschachtfracturen vaker voor, namelijk 69% van de sleutelbeenfracturen, terwijl fracturen van de laterale en mediale uiteinden van het sleutelbeen respectievelijk 28% en 3% uitmaken.
Als relatief zeldzame fractuur, in tegenstelling tot midschachtclaviculafracturen die worden veroorzaakt door direct schoudertrauma of krachtoverbrenging door gewichtdragende verwondingen aan de bovenste ledematen, worden fracturen van het mediale uiteinde van het sleutelbeen vaak geassocieerd met meerdere verwondingen. In het verleden was de behandelingsaanpak voor fracturen van het mediale uiteinde van het sleutelbeen doorgaans conservatief. Studies hebben echter aangetoond dat 14% van de patiënten met gedisloceerde fracturen van het mediale uiteinde symptomatische non-union kan ervaren. Daarom neigen de laatste jaren steeds meer wetenschappers naar chirurgische behandeling van gedisloceerde fracturen van het mediale uiteinde die het sternoclaviculaire gewricht betreffen. De mediale claviculaire fragmenten zijn echter meestal klein en er zijn beperkingen aan fixatie met platen en schroeven. Lokale stressconcentratie blijft een uitdaging voor orthopedisch chirurgen om de fractuur effectief te stabiliseren en fixatiefalen te voorkomen.
I.Distale sleutelbeen LCP-inversie
Het distale uiteinde van het sleutelbeen heeft een vergelijkbare anatomische structuur als het proximale uiteinde, beide met een brede basis. Het distale uiteinde van de clavicula locking compression plate (LCP) is voorzien van meerdere borgschroefgaten, waardoor het distale fragment effectief kan worden gefixeerd.
Gezien de structurele gelijkenis tussen de twee, hebben sommige wetenschappers een stalen plaat horizontaal in een hoek van 180° op het distale uiteinde van het sleutelbeen geplaatst. Ze hebben ook het deel dat oorspronkelijk werd gebruikt om het distale uiteinde van het sleutelbeen te stabiliseren, ingekort en ontdekt dat het interne implantaat perfect past zonder dat het hoeft te worden bijgeslepen.
Het blijkt dat het plaatsen van het distale uiteinde van het sleutelbeen in een omgekeerde positie en het vastzetten ervan met een botplaat aan de mediale zijde een bevredigende pasvorm oplevert.
Bij een 40-jarige mannelijke patiënt met een fractuur aan de mediale kant van het rechter sleutelbeen werd een omgekeerde distale stalen plaat gebruikt. Een vervolgonderzoek 12 maanden na de operatie wees op een goede genezing.
Een omgekeerde distale clavicula-vergrendelende compressieplaat (LCP) is een veelgebruikte interne fixatiemethode in de klinische praktijk. Het voordeel van deze methode is dat het mediale botfragment met meerdere schroeven wordt vastgehouden, wat zorgt voor een stevigere fixatie. Deze fixatietechniek vereist echter een voldoende groot mediaal botfragment voor optimale resultaten. Als het botfragment klein is of er sprake is van intra-articulaire verkruimeling, kan de effectiviteit van de fixatie in gevaar komen.
II. Verticale fixatietechniek met dubbele plaat
De dubbele plaattechniek is een veelgebruikte methode voor complexe verbrijzelde fracturen, zoals fracturen van de distale humerus, verbrijzelde fracturen van de radius en ulna, enzovoort. Wanneer effectieve fixatie in één vlak niet mogelijk is, worden dubbele vergrendelende stalen platen gebruikt voor verticale fixatie, waardoor een stabiele structuur in twee vlakken ontstaat. Biomechanisch gezien biedt dubbele plaatfixatie mechanische voordelen ten opzichte van enkelvoudige plaatfixatie.
De bovenste bevestigingsplaat
De onderste fixatieplaat en vier combinaties van dubbele plaatconfiguraties
Plaatsingstijd: 12 juni 2023