Een sleutelbeenfractuur in combinatie met een ipsilaterale acromioclaviculaire dislocatie is een relatief zeldzaam letsel in de klinische praktijk. Na het letsel is het distale fragment van het sleutelbeen relatief mobiel en vertoont de bijbehorende acromioclaviculaire dislocatie mogelijk geen duidelijke verplaatsing, waardoor deze vatbaar is voor een verkeerde diagnose.
Voor dit type letsel zijn er doorgaans verschillende chirurgische benaderingen, waaronder een lange haakplaat, een combinatie van een claviculaplaat en een haakplaat, en een claviculaplaat gecombineerd met schroeffixatie aan de processus coracoideus. Haakplaten zijn echter over het algemeen relatief kort, wat kan leiden tot onvoldoende fixatie aan het proximale uiteinde. De combinatie van een claviculaplaat en een haakplaat kan leiden tot spanningsconcentratie op de overgang, waardoor het risico op een refractie toeneemt.
Fractuur van het linker sleutelbeen in combinatie met ipsilaterale acromioclaviculaire dislocatie, gestabiliseerd met een combinatie van een haakplaat en een sleutelbeenplaat.
Als reactie hierop hebben sommige wetenschappers een methode voorgesteld waarbij een combinatie van een claviculaplaat en ankerschroeven wordt gebruikt voor fixatie. Een voorbeeld hiervan is te zien in de volgende afbeelding, die een patiënt toont met een midschachtclaviculafractuur in combinatie met een ipsilaterale type IV acromioclaviculaire gewrichtsluxatie:
Eerst wordt een claviculaire anatomische plaat gebruikt om de sleutelbeenfractuur te fixeren. Na repositie van het geluxeerde acromioclaviculaire gewricht worden twee metalen ankerschroeven in de processus coracoideus geplaatst. De hechtingen die aan de ankerschroeven vastzitten, worden vervolgens door de schroefgaten van de claviculaire plaat geregen en met knopen vastgezet, zowel voor als achter het sleutelbeen. Ten slotte worden de acromioclaviculaire en coracoclaviculaire ligamenten direct met de hechtingen gehecht.
Geïsoleerde sleutelbeenfracturen of geïsoleerde acromioclaviculaire dislocaties zijn veelvoorkomende letsels in de klinische praktijk. Sleutelbeenfracturen vertegenwoordigen 2,6%-4% van alle fracturen, terwijl acromioclaviculaire dislocaties 12%-35% van de schouderbladletsels uitmaken. De combinatie van beide letsels is echter relatief zeldzaam. De meeste bestaande literatuur bestaat uit casusbeschrijvingen. Het gebruik van het TightRope-systeem in combinatie met een claviculaplaatfixatie zou een nieuwe aanpak kunnen zijn, maar de plaatsing van de claviculaplaat kan mogelijk interfereren met de plaatsing van het TightRope-transplantaat, wat een uitdaging vormt die moet worden aangepakt.
Bovendien wordt aanbevolen om, in gevallen waarin de gecombineerde letsels niet preoperatief kunnen worden beoordeeld, de stabiliteit van het acromioclaviculaire gewricht routinematig te beoordelen tijdens de evaluatie van sleutelbeenfracturen. Deze aanpak helpt voorkomen dat gelijktijdige dislocatieletsels over het hoofd worden gezien.
Geplaatst op: 17-08-2023