banier

Hoe voorkom je dat de femorale halsschroeven tijdens een operatie 'in-uit-in' worden geplaatst?

Bij niet-oudere femurhalsfracturen is de meest gebruikte interne fixatiemethode de 'omgekeerde driehoek'-configuratie met drie schroeven. Twee schroeven worden dicht bij de voorste en achterste cortex van de femurhals geplaatst, en één schroef wordt daaronder geplaatst. In de anteroposterieure weergave overlappen de twee proximale schroeven elkaar, waardoor een '2-schroeven'-patroon ontstaat, terwijl in de laterale weergave een '3-schroeven'-patroon zichtbaar is. Deze configuratie wordt beschouwd als de meest ideale plaatsing voor schroeven.

Hoe vermijd je de 'in-uit-in' p1 

De mediale circumflexe femorale arterie is de primaire bloedtoevoer naar de femurkop. Wanneer schroeven 'in-uit-in' boven het achterste deel van de femurhals worden geplaatst, bestaat het risico op iatrogeen vaatletsel, wat de bloedtoevoer naar de femurhals en daarmee de botgenezing kan beïnvloeden.

Hoe vermijd je de 'in-uit-in' p2 

Om het 'in-out-in' (IOI)-fenomeen te voorkomen, waarbij schroeven door de buitenste cortex van de femurhals gaan, het corticale bot verlaten en de femurhals en -kop weer binnendringen, hebben wetenschappers in binnen- en buitenland verschillende aanvullende beoordelingsmethoden gebruikt. Het acetabulum, gelegen boven het buitenste aspect van de femurhals, is een concave verdieping in het bot. Door de relatie te bestuderen tussen de schroeven die boven het achterste aspect van de femurhals zijn geplaatst en het acetabulum in anteroposterieur aanzicht, kan het risico op schroef-IOI worden voorspeld of beoordeeld.

Hoe vermijd je de 'in-uit-in' p3 

▲ Het diagram illustreert de corticale botbeeldvorming van het acetabulum in de anteroposterieure weergave van het heupgewricht.

De studie omvatte 104 patiënten en de relatie tussen het corticale bot van het acetabulum en de achterste schroeven werd onderzocht. Dit werd gedaan door middel van een vergelijking op röntgenfoto's en aangevuld met postoperatieve CT-reconstructie om de relatie tussen beide te beoordelen. Van de 104 patiënten vertoonden er 15 een duidelijk IOI-fenomeen op röntgenfoto's, hadden 6 patiënten onvolledige beeldgegevens en hadden 10 patiënten schroeven die te dicht bij het midden van de femurhals waren geplaatst, waardoor de evaluatie niet effectief was. Daarom werden in totaal 73 valide gevallen in de analyse opgenomen.

In de 73 geanalyseerde gevallen hadden 42 patiënten op röntgenfoto's schroeven boven het corticale bot van het acetabulum, terwijl 31 patiënten schroeven eronder hadden. CT-scans lieten zien dat het IOI-fenomeen in 59% van de gevallen optrad. Data-analyse geeft aan dat schroeven boven het corticale bot van het acetabulum op röntgenfoto's een sensitiviteit van 90% en een specificiteit van 88% hadden bij het voorspellen van het IOI-fenomeen.

Hoe vermijd je de 'in-uit-in' p4 Hoe je de 'in-uit-in'-p5 vermijdt

▲ Casus 1: Een röntgenfoto van het heupgewricht in anteroposterieure richting toont schroeven die boven het corticale bot van het acetabulum zijn geplaatst. Coronale en transversale CT-beelden bevestigen de aanwezigheid van het IOI-fenomeen.

 Hoe je de 'in-uit-in'-p6 vermijdt

▲Casus twee: Een röntgenfoto van het heupgewricht in anteroposterieure aanzicht toont schroeven die zich onder het corticale bot van het acetabulum bevinden. CT-opnamen van coronale en transversale aard bevestigen dat de achterste schroeven zich volledig in de botcortex bevinden.


Plaatsingstijd: 23-11-2023