De fractuur van Bennett is verantwoordelijk voor 1,4% van de handfracturen. In tegenstelling tot gewone fracturen van de basis van de middenhandsbeentjes, is de verplaatsing van een Bennett-fractuur vrij uniek. Het proximale gewrichtsoppervlakfragment wordt in zijn oorspronkelijke anatomische positie gehouden als gevolg van de trekkracht van het schuine metacarpale ligament, terwijl het distale fragment, als gevolg van de tractie van de pezen van de abductor pollicis longus en adductor pollicis, dorsoradiaal ontwricht en supineert.
Voor verplaatste Bennett-fracturen wordt gewoonlijk een chirurgische behandeling aanbevolen om te voorkomen dat de uitlijning van het carpometacarpale gewricht en de duimfunctie wordt aangetast. Wat chirurgische behandelmethoden betreft, worden plaat- en schroeffixatiesystemen, evenals interne fixatie met Kirschner-draad, veel gebruikt in de klinische praktijk. Wetenschappers van het Derde Ziekenhuis van Hebei hebben een Kirschner-draadspanbandtechniek voorgesteld, waarbij een minimaal invasieve kleine incisie nodig is om de fracturen van Bennett te repareren, waardoor goede resultaten worden bereikt.
Stap 1: Maak een incisie van 1,3 cm aan de radiale zijde van het carpometacarpale gewricht, ontleed laag voor laag om het gebied bloot te leggen, trek de abductor pollicis longus terug naar de ulnaire zijde en leg de dorsale zijde van het carpometacarpale gewricht bloot.
Stap 2: Pas handmatige tractie toe en pronatie van de duim om de fractuur te verminderen. Steek een Kirschner-draad van 1 mm door het distale fractuuruiteinde, op 1-1,5 cm afstand van het carpometacarpale gewricht, om het proximale botfragment te fixeren. Nadat de Kirschner-draad het botfragment is binnengedrongen, gaat u verder met het opvoeren ervan met 1 cm.
Stap 3: Neem een draad en wikkel deze in een achtvormig patroon rond beide uiteinden van de Kirschner-draad en zet hem vervolgens op zijn plaats vast.
De Kirschner-draadspanningsbandtechniek is bij veel fracturen toegepast, maar bij de fracturen van Bennett resulteert de kleine incisie vaak in slecht zicht en maakt de procedure een uitdaging. Als de breuk bovendien wordt verkleind, is het mogelijk dat een enkele Kirschner-draad het proximale botfragment niet effectief stabiliseert. De klinische bruikbaarheid ervan kan beperkt zijn. Naast de bovengenoemde spanbandfixatiemethode bestaat er ook een Kirschner-draadfixatie gecombineerd met een spanbandtechniek, die ook in de literatuur is vermeld.
Posttijd: 24 september 2024